Hij vertelde hun een gelijkenis over de noodzaak om altijd te bidden en niet op te geven:
‘Er was eens een rechter in een stad die geen ontzag had voor God en zich niets aan de mensen gelegen liet liggen. Er woonde ook een weduwe in die stad, die steeds weer naar hem toe ging met het verzoek:
“Doe mij recht in het geschil met mijn tegenstander.” Maar lange tijd wilde hij dat niet doen. Ten slotte zei hij bij zichzelf:
Ook al heb ik geen ontzag voor God en laat ik mij niets aan de mensen gelegen liggen, toch zal ik die weduwe recht verschaffen omdat ze me last bezorgt. Anders blijft ze eindeloos bij me komen en vliegt ze me nog aan.’ Toen zei de Heer:
‘Luister naar wat deze rechter zegt, al minacht hij ook het recht. Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan Zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen? Of laat Hij hen wachten? Ik zeg jullie dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. Maar als de Mensenzoon komt, zal Hij dan geloof vinden op aarde?’